Omgeving

De Molenbeekvallei
Vele bezoekers kijken hier met verbazing naar het landschap en verzuchten: hoe mooi is het hier.
Inderdaad, in ons verkavelde Vlaanderen is dit kleine gebiedje aan de Molenbeek nog rijk aan planten en dieren. Nieuwsgierig zit de ijsvogel, nogal sceptisch op een vliertak en speurt of er al vis in de beek zit. In de populier zorgt de torenvalk in de zomer voor piepende jongen, in de poel kwaken tientallen groene kikkers. De blauwe reiger is een dagelijkse gast. De grote gele kwikstaart, dé watermolenvogel, heeft in een holte aan de molen of stampkot wel 2 nesten per jaar.

 
Het stroomgebied van de Molenbeek strekt zich uit over een oppervlakte van ongeveer 5830 ha tussen Sint-Lievens-Houtem en Wetteren. 
De Molenbeek ontspringt in de leemstreek te Oombergen en mondt uit in de zandleemstreek te Wetteren. Ze slingert zich over de hele lengte door natuurgebied, dat zich uitstrekt op zowel linker- als rechteroever.
Het hoogteverschil tussen de randen van het stroomgebied bedraagt ongeveer 75 m. Het verval bedraagt 3 m/km. De vallei heeft een breedte van 250 m.



 
Tijdens het laatste ijstijdperk werd het versneden tertiair oppervlak, dat hoger lag in de Vlaamse Vallei bedekt met minder grof materiaal dan in de zandstreek. Juist ten zuiden van Wetteren werd zandleem afgezet. In recentere tijden werd het zandleem en leemdek door erosie aangetast en grotendeels als alluvium aan de benedenkant van de hellingen en in de beekdepressies en de Scheldevallei afgezet.

Het beekdal is door taluds zeer duidelijk van het omringende landschap te onderscheiden, en vormt een natuurlijke begrenzing tegenover de duidelijk hoger liggende en drogere zandleemgronden. De stijlrand of talud is ontstaan doordat een houtkant of bosperceel op een helling de erosie onderbrak. De gronden in de vallei kennen een permanent hoge grondwatertafel, kwelzones komen op verschillende plaatsen voor.
De Molenbeek is een ecologische waardevolle waterloop omwille van haar goede structuur, kent veel meanders en natuurlijke oevers. De beek is over meerdere trajecten breed en diep ingesneden, met steile oevers die slechts sporadisch holten vertonen; in de buitenbochten werd de bedding vaak diep ingeschuurd.
Stroomopwaarts de samenvloeiing van Waalbeek en Molenbeek is er sterke meandering, zijn de oevers uitgezakt en takken in de bedding verhogen nog de structuurdiversiteit. 

In de diepere delen van de beek komen de zogenaamde pools voor en in de binnenbochten waar het water trager stroomt, wordt het fijnere materiaal afgezet. 
In de buitenbochten en de ondiepere gedeelten, de riffles, waar het water sneller stroomt, kan enkel het grof materiaal bezinken. 
Het resultaat van deze processen in een meanderende beek, met een afwisseling van diepe en ondiepe stukken, dit noemt men het pool-riffle of stroomkuilenpatroon.

De aanleg van 2 wachtbekkens op de Molenbeek door VMM om de wateroverlast te verhinderen, bracht heel wat mogelijkheden tot natuurontwikkeling. De gronden werden onteigend en worden op natuurlijke wijze beheerd door de landbouwers. Daardoor evolueren de waardevolle kwelgebieden tot een waardevol natuurgebied met de specifieke fauna en flora, eigen aan dit gebied.

In dit kader werd de onmiddellijke omgeving van de Van Hauwermeirsmolen aangeduid als educatieve zone waar verschillende beheersvormen zoals begrazing en hooien aan bod komen. De historische beplanting rond de molen is hersteld door de aanplanting van een gemengde houtkant, een hoogstamboomgaard, de aanleg van een poel en het herstel van de bomenrij langs de Molenbeek.